Memoriaal 2

 

Bron: Informatief Bulletin (‘Gele vellen’), Lodewijk Makeblijde College, Rijswijk (Z-H), 12e jrg., nr. 2, september 1980.

sept. – Narda en Mattie, nauwelijks bijgekomen van de schade door Echovirus type 30 aangericht, zwaaien me uit als ik op weg ga naar de werkweek van H4 in R. Ook in dat kamp zullen er twee ten offer valleen aan deze zomergriep: aan maag-darmstoornissen en fluxus de éen, aan zware hoofdpijn en braakneigingen de ander. Als ik weer thuis ben na die week, houdt het onschuldig wezen huis in mij: ik mis er een feest door bij P. & C.
Fraaie bijzonderheid: ‘Wanneer deze symptomen gepaard gaan met verstijving van de nek is opname in het ziekenhuis noodzakelijk, i.v.m. de kans op hersenvliesontsteking’ (Haagsche Courant, zaterdag, 8 sept. ’80): waar zijn we aan ontsnapt, daar in R.?

H., die zojuist een begrafenis achter de rug heeft, zou pas in de avond in R. arriveren, samen met S. Maar hij brengt ook D. mee over. Wat die hier moet? – denk ik. S. neemt GJ. apart; een geheimzinnige ernst overvalt de twee: wat is er in godsnaam aan de hand? P. en ik staan terzijde, of zeg maar terzijde gezet, we worden kennelijk buitengesloten. Als D. voorbij komt, vraagt P.: ‘Is er iets gebeurd?’ ‘Ja’, zegt hij, met grote onzekerheid en niet zonder een pijnlijke glimlach: ‘ja, er is iets gebeurd…’ En hij loopt door, het toch niet helemaal eens met zichzelf, dat hij ons op deze manier achterlaat. P. haalt zijn schouders op; later pas horen we van H. dat de vader van éen der leerlingen overleden is – plotseling, door een ‘bedrijfsongeval’. In onze dagen woekert het eufemisme als een maligne carcinoom in onze taal, niet om de hoorder te sparen, zoals in zediger dagen, maar om de realiteit een weinig uit het licht te plaatsen.

Mijn lieve kinders, schrikt tog niet,
Wanneer gij dode menschen ziet;
Zoudt gij voor lijken beven?

: Hieronymus van Alphen in éen van zijn ‘Kleine gedichten voor kinderen‘.
Maar in onze tijd betuttelen zelfs volwassenen elkaar – gewild of ongewild – wanneer de ene partij de andere rouw komt brengen.

Ik sta op het punt de ontvaderde jongen te condoleren, als ik me bedenk, dat het mogelijk is, dat hij ook nog niets weet, en hou mijn rouwbeklag dus voor me.
Ik had dat natuurlijk niet moeten doen: waarom zou uitgerekend híj geen verdriet mogen hebben? Misschien zou hij in zijn tranen wel willen verzuipen! Waarom stelde ik me niet beschikbaar als object voor zijn haatgevoelens? Waarom gaat dat zo stroef, zo weinig spontaan bij ieder van ons?

Wanneer S. het ‘bedrijfsongeval’ nog es doorpraat met ik weet niet meer wie, luistert van een afstand een meisje mee. Zij begrijpt dat het haar oom is die zojuist dodelijk verongelukte: zij heeft tenminste kunnen schreien; en werd getroost. Ach, beter is het weinig echte liefde te geven, dan veel, die als onecht overkomt en zo werkt.

En dan is er de Centrumpartij.
Die arme Théodore de Saint-Juste Milieu zal wel nimmer hebben gedacht, ooit nog es een opvolger te zullen krijgen van het zuiverste water!1 Nog minder zou hij hebben bevroeden, dat politiek verontruste lieden van binnen en buiten de school, in naam van de democratie en tevens in strijd daarmee, warme voorstanders zouden worden van duitse gewoontes en het daar in zwang zijnde beroepsverbod. De homo ludens is blijkbaar dood, wanneer het erom gaat mentale zwakheid van binnen uit te bestrijden. Wat ligt er in de gegeven omstandigheden, en de journalistieke rioollucht die onze school omgeeft in acht genomen, méer voor de hand, dan dat we uit de niet-blanke rassen – o, pardon, de ‘etnische minderheden!’ – te onzent een groep zouden vormen met H.J. van de C-partij als mentor!
Officieel te benoemen in dat ambt, met pers erbij – de VPRO-tv & -radio op zijn minst, met gastarbeiders uit de wijde omtrek, met alle scholieren en medewerkers van het LMC, met een stand van de Centrumpartij, met een hele politieke markt desnoods, op het schoolplein. Bij voorbeeld op de dag dat sommigen onzer toch willen staken: waarom zouden we van de deugd een nood maken, als het andersom ook kan? Ik wil op die dag best es plaats nemen in een petat-kar en u voor weinig geld voorzien van een broodje kroket picasso speciaal de luuks: ach we zouden zo’n aardige school kunnen hebben…

In 50 dachten wij het ressentiment te hebben overwonnen. In 60 het taboe van de seksualiteit. In 70 dat van de dood. Maar in 80 staat alles weer ferm overeind, – zie De Volkskrant van zaterdag 20 sept. 80: Opvoeders en seks.
Eén van de doelstellingen die we na zouden moeten streven, behoort te zijn: een bevredigende houding te vinden tegenover deze drie – zodat we niet vervreemd raken van onszelf of van onze pupillen, wanneer deze zaken zich onvoorzien als probleem voordoen.
Intuïtie als voorwaardelijke reflex! Dát lijkt me een doelstelling, die alle andere overbodig maakt…

CN


  1. De extreem-rechtse Centrumpartij was opgericht door Hans Janmaat, die voordien leraar maatschappijleer was aan het LMC. Théodore de Saint-Juste Milieu, een pseudoniem dat Cornets de Groot tot de elfde jaargang in de Gele Vellen hanteert, was de leider van de Partij van het Uiterste Midden. Zie eventueel de noot bij dit artikel uit de negende jaargang. []

Plaats een reactie