[Geen titel]

 

Bron: Informatief Bulletin (‘Gele vellen’), Lodewijk Makeblijde College, Rijswijk (Z-H), 10e jrg., nr. 6, februari 1979.
De vrede graast de kudde voor (Ter Haar)1

Voorbij, voorbij is dat prachtige schouwspel uit Jerusalem, dat songfestival. Het Euro-songfestival, of, zoals Willem O. Duys, onze nationale koekebakker, belastingontduiker en gezonde roker het guitig zei: het Xongfestival, omdat immers Sandra van dan af ook Xandra heet. De man raakte niet uitgekeken op al het schoons dat hem geboden werd, en eerlijk gezegd: ik ook niet. Ik raakte vooral ook niet uitgeluisterd. ‘Wat een charmant taaltje’ riep hij telkens als de Euro-omroepster iets in haar eigen taal zei. ‘En wat een charmant vrouwtje’, voegde hij er nog aan toe, – waarom vind ik hem toch zo’n engerd, zelfs als ik hem alleen maar hoor? ‘Wat een charmant vredetje!’, riep hij weer, wat zijn ze hier toch blij met hun mooie vredetje – nadat hij zojuist nog gemeld had, dat de zendmast bewaakt werd door 600 mitrailleurs en 40 tanks, uit vrees dat ‘een grappenmaker’ het ding zou opblazen. Hij maakte nog net geen reclame voor een broodje Palestijn met katjangsaus van de Amerikaanse pindachinees. Een enig vredetje. Een énig vrouwtje. En een enig taaltje trouwens ook.

Ik had me met pen en papier gewapend, om mijn smaak es te toetsen aan deze van de internationale jury. Nadat ik een aantal dieptepunten had genoteerd, kwamen de belgen. ‘Een dieptepunt van onbenulligheid’, zei Duys na de voordracht. Ik poetste mijn oren uit: had ik dan al iets vernomen, dat hier boven uitsteeg? Socrates, superstar! Dát vond hij mooi, dát gooide hoge ogen. Sandra komt op, – een Indisch type, dat het niet laten kan om zelfs in een Nederlandse inzending de klemtonen precies éen lettergreep te verschuiven om het bekende Wieteke van Dort-effect na te jagen: een schandelijke vertoning, waarvoor ik me diep schaam. Voor Israël trad een juffrouw op, een aardig mens zo te zien, bij alle stupiditeiten die ze ten beste had te brengen. Helaas werd haar optreden na zeven maten grondig bedorven, doordien zich een jongeman bij haar voegde om de solo tot een duet uit te breiden. En toen hij er eenmaal was, was het hek van de dam, – het aantal zangers werd ten slotte tot een kwartet uitgebouwd, ‘een charmant, een énig vrede-liedje’, van charmante, enige vredesboodschappers… Alleen de Duitsers toonden hun ware aard, die brachten een song Dzjengis Khan, het is toch niet om te geloven! Een wilde Kapo-dans, Klein-Buchenwald in Israël…
Toen kwam de telling. ‘Sjesjne kedot’, riep de Euro-omroepster om de haverklap verheugd in haar enige taaltje. Ze sprak trouwens voortreffelijk Frans en Engels, en toen Brussel en Hilversum aan de beurt kwamen zei ze, uiterst charmant en niet onaangedaan: ‘Dank joe wel’ en ’tak-tak’.
Euro-songfestival, een demonstratie van smaakbederf. Spenglers Untergang des Abendlandes is weer hoogst aktueel. Het is nu in het Nederlands vertaald, goddank. Euro-songfestival:

Schapen in snaren gevat in harpen gehuld
gehurkt op de snijtand en huilend
opgeklopt avondrood aanvretend…
2

Een mooi citaat van Lucebert om er mijn ongenoegen mee af te sluiten. In Israël was het feest, ’tot laat in de vroege uurtjes’, maar dít Nederlands is geenszins van Lucebert; het is van Willem O. Duys.

CN


  1. Slotregel van Luceberts gedicht ‘het orakel van monte carlo’ en motto van zijn cyclus ‘de dieren der democratie’. []
  2. Een iets aangepast citaat uit ‘die rigoryei’. []

Plaats een reactie