Bloemlezing - Het persoonlijk systeem - Het fantastikon

Een nieuwe Ikaros

(Inleiding)



Boekomslag Labirinteek
Het laatste opstel uit de afdeling Labirinteek van de gelijknamige bundel. Hoewel het fantastikon (zie Een drievoudig manifest) in dit essay als term niet wordt genoemd, herkennen we in Cornelis Cruls Cluchte van eenen droncaert (± 1531), waar het hier om gaat, het fenomeen in de vorm van het labyrint: de weg die in het fantastikon wordt afgelegd.
Hoewel de termen fantastikon en labyrint hun afkomst van G.R. Hocke 1 niet verhelen, kan hun functie en betekenis hier toch het best worden gezien in het licht van het systeem van de kosmische metafoor. Tot welke inzichten de innige samenwerking van deze twee begrippen - de kosmische metafoor als middel om de kerngedachte van een auteur uit te drukken, en het fantastikon als middel om de wereld van een gedicht te kunnen beschrijven - kon leiden, laat het volgende fragment zien uit Een hybridisch geschrift, gewijd aan Guido Gezelle's Kerkhofblommen:
'Het onuitspreekbare heeft een zin, maar die is niet doorzichtig te maken. Die zin ligt dan ook niet in de wereld, want als die in de wereld lag, zou die niet onuitspreekbaar zijn. Daarom hebben kunstenaars, metafysici en filosofen zich altijd moeite gegeven een wereld te scheppen, los van deze, waarin een zin gefantaseerd wordt. Ik noem die wereld, in navolging van Peregrini 2 en Hocke, het fantastikon, en het is voor mij Hocke geweest, die gewezen heeft op de labyrintachtige weg, die zich in het fantastikon middelpuntzoekend slingert naar een bevrijding die alleen in de schepping van niet-mimesische kunst te bereiken valt. 3 In de wereld van de mimesis heerst de rede, de logica, in het fantastikon de magie, de paradox. De drager van die magie noemde ik in een moment van verlichting de kosmische metafoor, een ongelukkige naam, maar enfin. In het fantastikon is het leven een doolhof. Daarboven schittert de ster waarmee wij ons verbonden weten, en die ons leidt, en waar wij ons door laten leiden: uit de chaos naar de volheid, of omgekeerd eventueel. Beschouwt men Gezelles Kerkhofblommen als een fantastikon, dan moet het mogelijk zijn daarin een kern aan te wijzen, waarin sprake is van de labyrintische weg naar het symbool van de verlossing, de kosmische metafoor. [] Hoe legt Gezelle deze verbinding?
'De strate ging al winkelen voort en wij gingen al wenden erachter, schouwende al te mets naar eene ster, die, daar vóór ons, boven op de kerktorre zat te blinken, gedoken nu en dan in de kruinen van de bomen'... [] schrijft hij. Zeldzame verbinding van labyrint en kosmische metafoor! En wat is die ster, zichtbaar bij klaarlichte dag, anders dan het kruis, dit dood stuk hout, door Jezus tot leven gewekt, dat aarde en hemel verzoent, tegenstellingen bijeenbrengt en opheft, leven belooft uit de dood en dat de paradox maakt tot instrument van het denken, dat in het fantastikon dezelfde functie verricht als de logica in het gebied daarbuiten?' 4
Opvallend in deze passage is dat de kosmische metafoor hier, zoals ook elders in Labirinteek, vrijwel alleen nog dienst doet als literair-kritisch instrument, nagenoeg ontdaan van de morele lading die er in Bikini aan gegeven werd.

Verder naar:
Een nieuwe Ikaros

NOTEN
  1. Gustav René Hocke, auteur van een tweedelig standaardwerk over het maniërisme in kunst en literatuur, respectievelijk getiteld Die Welt als Labyrinth en Manierismus in der Literatur (Hamburg, 1957, 1959).  
  2. Matteo Peregrini, Italiaans theoreticus van het toenmalige maniërisme en auteur van een boek Fonti del Ingegno ('Bronnen van de geest'), Bologna, 1650.  
  3. Onder mimesis wordt hier de natuurgetrouwe nabootsing van de werkelijkheid verstaan.  
  4. Een hybridisch geschrift, Labirinteek, pp. 17-18.