Bloemlezing - Een queeste - Speenhoff

Speenhoff en Indië

(Inleiding)



Standbeeld van Speenhoff in Rotterdam.
Over Vestdijk, Mulisch en Lucebert heen, en zelfs voorbij Bikini, stuitte Cornets de Groot in zijn onderzoek naar de bronnen van zijn bestaan in 1986 tenslotte op de figuur van J.H. Speenhoff, dichter-zanger uit de eerste helft van de eeuw, en destijds niet alleen in Nederland, maar ook in Indië ongekend populair.
'Ik heb mijn verhaal over Speenhoff geschreven, omdat hij mijn eerste dichter was en ik van zijn gedichten hield. Mijn jeugd is met zijn liedjes verweven. [...] Ik ben ervan overtuigd, dat men Indië, het Indië van mijn jeugd kent, wanneer men Speenhoff kent. Hij voelde de geest die er woei haarfijn aan en gaf er woorden aan en een melodie'. 1
Cornets de Groot trok zes jaar uit voor het schrijven van Speenhoffs biografie. Ondanks een klassieke, althans chronologische opzet, ging het hem ook in dit geval meer om de persoonlijkheid van zijn held dan om diens opeenvolgende wederwaardigheden; meer nog dan het essay moest een biografie geen loutere opsomming van toevallige feiten zijn, maar in de eerste plaats, zoals hij het uitdrukte, 'het individualisme van een individu' tonen:
'[Een] biografie gaat niet uit van bepaalde "waarheden" teneinde de beschreven persoon daaraan te toetsen. Systematiseren en typeren is ontindividualiseren! Geen reductionisme, maar éen psychische factor. [...] Bij het zoeken naar feiten trachten in de feiten de kern van de gezochte persoon te vinden. [...] Slechts die gebeurtenissen zijn van belang, die een symbolische betekenis krijgen door en binnen het geheel'. 2
Wat dit betreft leek Speenhoff, wiens lijfspreuk ''t Is anders' al weinig goeds voorspelde, de aangewezen figuur om een biografie aan te wijden. Zijn levensloop scheen a.h.w. te zijn ontworpen om deze aanbevelingen tot het uiterste op de proef te stellen, - reden waarom Cornets de Groot zich ook hier op een 'antihistorisch' standpunt opstelde:
'Speenhoff. Dichter, zanger, tekenaar, schilder, nu eens schatrijk, dan weer platzak, heer en volksdichter tegelijkertijd, een kameleon, een a-politieke patriot. Men kan van alles van hem maken: een sociaal mens, een voorstander van het imperialisme, een moralist, een slachtoffer van zijn tijd, een landverrader, verachtelijk of betreurenswaardig, een profiteur, of tenslotte een karakterloze bohémien. Al die kanten te tonen, zonder hem tot éen ervan te reduceren, vraagt erom verschijnselen te zien, zoals ze zich voordeden. Speenhoff was geen landverrader vóor 1940, geen kolonialist vóor 1930, geen moralist vóor 1918 en geen profiteur vóor 1906'. 3
In 1988 bracht Cornets de Groot het tot een eerste, voorlopige versie van de biografie, 123 pagina's groot, en in zichzelf voltooid. Aan een vriend schreef hij:
''t Stukje dat je hier aantreft, is een stukje uit mijn geploeter met Speenhoff, en dit speelt dan in Indië, '29/'30. 't Is opgezet als monografie, dan blijft het toch een beetje vertellend i.p.v. opsommend, zo werk ik het liefst. Maar uiteraard is dit (en de rest) alleen maar "grondvorm". Verfijningen moeten nog worden aangebracht; wat ik hier heb is uit boekwerken afkomstig, die makkelijk te vinden zijn. Er is veel over Indië te vinden in De oprechte Haarlemsche. Daar ben ik nog niet aan toe: voor mij is het het aantrekkelijkst om uit te gaan van een globaal beeld - dat best wat scheef kan staan hier en daar - dat voor correctie vatbaar blijft (en dat daarom dus niet statisch-deterministisch moet zijn in zijn aard). [...] De rest is natuurlijk navenant, d.w.z. "monogrammatisch", om eens een verwarrende term te lanceren. Nieuw materiaal uit De oprechte zal dit hoofdstuk sterk kunnen wijzigen en zeker met ettelijke bladzijden kunnen vermeerderen, maar het "concept" is er dan al, een soort idee van hoe ik denk dat het worden kan'. 4
In maart 1989 ontving Cornets de Groot een opdracht van de Jan Campertstichting om een biografisch essay van tenminste 40 pagina's over Speenhoff in Indië te schrijven. Hij onderbrak er het werk aan de biografie voor en schreef in drie maanden tijd De dichter-zanger J.H. Speenhoff of zelfportret met liedjes (1990). Zoals de titel aangeeft staat in dit boekje het verloop van Cornets de Groots eigen relatie met Speenhoff centraal, met zijn geboortejaar 1929 als symbolisch snijpunt van twee tegengestelde bewegingen: het Indonesische onafhankelijkheidsstreven tegenover het Hollandse dat Speenhoff in Indië kwam vertegenwoordigen.
'Het [gaat] in dit boekje niet om Speenhoff alleen [...], maar ook om mij: als de schuldeloze zuigeling, die geboren werd in het jaar dat Speenhoff naar Indië kwam voor zijn miraculeuze tournee door de archipel; het jaar waarin Soekarno's PNI 5 triomfen vierde, maar hij en zijn handlangers door de Nederlandse regering werden gearresteerd; het jaar dat in New York de ex-miljonairs zich van de wolkenkrabbers wierpen en Speenhoff zich buitensporig verrijkte - het jaar 1929'. 6
Het hier gegeven artikel, een uitgebreide en herziene versie van het hierboven bedoelde, 'Indische' hoofdstuk uit de biografie, vormt de schakel naar dit boekje; de plaatsing ervan in het tijdschrift Indische letteren kan gezien worden als bevestiging van zijn uiteindelijke status als Nederlands-Indisch auteur.

Verder naar:
Speenhoff en Indië

NOTEN
  1. Geciteerd uit Cornets de Groots dagboek, dd. 10 maart 1989. Vergelijk ook het woord van Jan Greshoff:
    Hij is een samenvatting van Nederlandse deugden en ondeugden.
    Hij is de samenvatting van Nederlands goed en kwaad.
    Wie Speenhoff kent, kent Nederland.
     
  2. Geciteerd van fiches uit Cornets de Groots kaartsysteem onder het lemma 'biografie'.  
  3. Geciteerd uit Cornets de Groot dagboek, dd. 10 maart 1989.  
  4. Brief aan G. Termorshuizen, gedateerd Leiden, 13 maart 1988. Termorshuizen was redacteur van de Indische letteren, het tijdschrift waarin 'Speenhoff en Indië' werd gepubliceerd.  
  5. Partai Nasional Indonesia.  
  6. Geciteerd uit de 'Nieuwsbrief' van de Stichting Dimensie (de uitgever van het boekje) nummer 33, najaar 1990.