25 februari 1989

 

Bron: Archief Cornets de Groot.

Speenhoff! Zojuist belde H.1 me op: ik kan een opdracht van de Jan Campert Stichting tegemoet zien: een essay over de dichter-zanger J.H. Speenhoff, doorspekt met eigen herinneringen aan zijn liedjes.
Indische Letteren, over Speenhoff en Indië,2 dat ik ze stuurde:
“Als lezing en publicatie zullen we er erg blij mee zijn”, schreef Gerard T.3

Yourcenar: De tijd, de grote beeldhouwer heb ik uit. Het essay, waar ik het voor kocht, De adel van het falen, dat over de Japanse kamikaze-malloten handelt, bood me niets nieuws: haar wezenloze bewondering voor die piloten staat me zelfs tegen. Ze heeft veel te danken aan Jung, geloof ik, en is daar minder nuchter bij dan Vestdijk, die haar misschien nog benijden zou om haar klassieke opvoeding. Ze lijkt me niet diep, eerder breed, oppervlakkig, erop uit indruk te maken.

Speenhoff,- Speenhoff en de brieven van zijn keukenmeiden! Ik krijg het aan de stok met mijn rooie vriend Kees, die in het woord keukenmeid uitsluitend een invectief beluistert. Is dat zo? Wat is een keukenmeid? En wat voor klank krijgt dat woord bij de mensen die het gebruiken? Niet Kees, maar Van Dale definieert:

“Vrouwelijke bediende die de spijzen bereidt, in sommige streken ook grote meid genoemd, in tegenstelling met de binnenmeid, die dan kleine meid heet. Aaltje, de volmaakte en zuinige Keukenmeid, titel van een bekend oud kookboek”. Dan volgen de ongunstige aspecten van het woord: “hij schrijft als een keukenmeid” en in samenhang daarmee: keukenmeidenlectuur, -pootje, -roman en -stijl.

Maar geen keukemeidenbrief: die zijn sinds Speenhoff van heel hoog niveau.

Een keukenmeisje is tot mijn verbazing geen keukenmeid, maar het hulpje van de keukenmeid. “‘k Ben Brahman, maar ik heb geen meid…” Daar klinkt waardering uit. Van meisje zegt Van Dale: “eerste, tweede, derde meisje”. Het tweede komt bij Achterberg voor als een gemankeerd lustobject van de ikzegger (in De wilde jacht).
Hiërarchie alom: Upstairs, Downstairs, heette destijds een Britse tv-serie, waarin een butler tussen sousterrain en huis bemiddelde. Meiden verhieven zich hoog boven meisjes,- toen al, al was het dan ook anders dan nu. De gevoelswaarde van het woord meid is in deze jaren enorm gestegen: een meid is zich meer van zichzelf bewust dan een meisje. Je zou het nooit verwachten, maar meid heeft soms toch ook een intieme, lieve klank, bij voorbeeld in: “doe niet zo mal, meid,” – een klank, die je een beetje verzoent met de (tijdelijke?) verdwijning van het vaak zo veel vriendelijker klinkende “meisje”.
 


  1. Han Foppe, vriend, bestuurslid van de Jan Campert Stichting en schrijver van het Levensbericht van Cornets de Groot. [Noot van de bezorger]. []
  2. Zie Speenhoff en Indië, gepubliceerd in Indische Letteren. [Noot van de bezorger]. []
  3. Gerard Termorshuizen, o.m. redacteur van Indische Letteren. Zie de correspondentie. [Noot van de bezorger]. []

Plaats een reactie