Ongedateerd (V)

 

Bron: Archief Cornets de Groot.

[p. 44]

Met deze bladzijde1 wordt dit deel van het ‘dagboek’ afgesloten: de map is vol. Straks begin ik aan ’t tweede, ook van honderd pagina’s.2

Wat staat er in?
Ontmoetingen, gebeurtenissen, neerslag van lectuur en citaten, overpeinzingen, brieven, plannen, kritiek, beschouwingen over mijn gezondheid en werk, reacties op tv-uitzendingen. Van alles. Maar niet: natuurbeschrijving, persoonsbeschrijving, directe weergave van een waarneming: ik zal me daar toch ook es op toeleggen…

Er staat nog veel meer niet in. Soms schiet me een gedachte te binnen, voornamelijk m.b.t. mijn boek, waarvan ik denk: dat moet je noteren. Als ik er dan na een tijdje voor ga zitten, ontglipt me de bewoording en daarmee de gedachte. Dat is altijd jammer,- luiheid straft tenslotte zichzelf. Een gedachte als bv.: ‘ik kijk niet terug in mijn boek, maar De Brauw kijkt, voor mij, vooruit’. Zoiets in verband brengen met ‘welke wereld is bestand tegen de onvoorziene werkelijkheid?’.
Ik werk het toch nog wel eens uit, hoop ik.

Een verwaarloosd artikel in dit boek is mijn gezondheid, of beter: mijn pathografie. Ik wil het er natuurlijk niet te vaak over hebben, maar soms is het misschien toch handig daar notities bij te maken, om te zien, hoe lang ik me ‘happy’ voel, hoe lang ik last heb van een gevoel van opgeblazenheid, pijn, kramp. Statistische gegevens over een periode.
Ik ben nu al maandenlang verkouden: snotterigheid, hoesterigheid, en ik begin te vermoeden dat dat verband houdt met mijn rokerij. Het ademen in de rust van de nacht wordt akelig verstoord door een soort gepiep in de luchtpijp. Dan moet ik hoesten en komt er slijm vrij, die ik dan maar doorslik. Dat moet ik in de gaten houden, maar hoe meer ik me er zorgen over maak, hoe dwangmatiger ik naar de volgende sigaret grijp. Verslaving! Je komt er niet van af.

Mijn buik. Kort geleden gebruikte ik om de pijn te bestrijden een zetpil, die de dokter me uitdrukkelijk verboden had. Gevolg, sinds het opstaan: krampen, ellendige pijn onder hevige transpiratie, om het half uur naar de plee en dat is iets wat helemaal niet kan, omdat ik werkelijk volkomen leeg ben. En tóch moet het!

Er is iets vreemds in mijn boek,3 dat ik nog niet helder doorzie.
Het park speelt drie keer een beslissende rol in het leven van De Brauw. De eerste keer is het ‘de wereld der volwassenen’: er is daar een blote meid. Dat betekent seksualiteit, erotiek. Schoonheid. Maar ook, nadat zij als Lilith ontmaskerd is: iboe. Moeder. Misschien ook slet, maar hou het op moeder. Ambivalentie: een bang gevoel voor dat waar je hevig naar verlangt.
De tweede keer is het eveneens zo’n volwassen wereld. Maar De Brauw is dan zelf bijna volwassen. Hij wil door die wereld heen fietsen, maar Jappen weerhouden hem: vaderfiguren. Ze slaan hem voor mirakel. Die wereld is zo aantrekkelijk niet. Het uur van de waarheid. Hem wordt de waarheid vierkant verteld: zij valt niet te loochenen of voorbij te fietsen.
Even later zit hij in de vader-moeder-verhouding. Hier zegt de springlevende Laios: ‘Nou, daar is je Jocaste, grijp haar maar’.
De derde keer is de vaderfiguur een goeroe. Goedheid.
Ik heb het gevoel, dat Girard4 hier om de hoek moet komen kijken. Ik moet hier nog lang over denken, geloof ik.
 


  1. In de oorspronkelijke paginering is dit pagina 100. []
  2. Een aansluitend tweede dagboek is niet teruggevonden. Een tweede dagboek in vergelijkbare vorm volgt drie jaar later, zie het Dagboek 1989-1990. []
  3. Tropische jaren. []
  4. René Girard, zie de aantekening van 23 november 1985. []

Plaats een reactie