Astrologie – een extra-literair gegeven?

 

Bron: Vestdijkkroniek, nr. 19 (mrt 1978), p. 46-48.
Over: Vestdijk, astrologie.1

[p. 46]

Zich ondubbelzinnig uitdrukken is niet de werkzaamheid van een schrijver; wat hij doet is het neerzetten van wat er eigenlijk niet staat. Een lezer moet duiden, dat is benaderen, tasten. Naar de kern van een boek, een karakter, een zin. Mij wordt in mijn pogingen daartoe veel te vaak voorgehouden, dat ik extra-literaire elementen benut als astrologie (bij Vestdijk), alchimie (bij Mulisch), gnosticisme (bij Lucebert); al te lang word ik door zulke waarnemingen, meningen, oordelen, bezwaren, verwijten en beledigingen vervolgd. Ik heb ze steeds als onjuist ervaren, maar wist tot nu toe geen houdbaar verweer te vinden.
Dat zekere buitenliteraire gegevens bij zekere teksten een zeker hulpmiddel zijn, staat wel vast. Mijn vraag is dan ook, of zulke gegevens wel zo ‘buitenliterair’ zijn als de critici mij willen doen geloven.

Laten we ons tot Vestdijk bepalen.

Lang vóór De chaos en de volheid van de astrologie een vraagstuk maakte, was het bekend dat Vestdijk voor het vormen van zijn karakters een druk, maar goed verborgen gebruik maakte van de astrologie. Wat heeft het voor de literatuurbeschouwing voor zin, als iemand de karakters van een boek astrologisch weet te duiden? Voor welk aspect van Vestdijks werk is dat van belang?
Vestdijk gaf zich op het stuk van de astrologie pas bloot na de oorlog: in Mnemosyne in de bergen en in Merlijn. Nu is het ene een episch gedicht en het andere een operatekst; in geen van beide geldt de vertelconventie ‘op de manier van de werkelijkheid’, die in romans op zo natuurlijke wijze overeind blijft – of kan blijven.2 Maar dat betekent, dat in de romans de astrologische psychologie ook verborgen kan wórden (al hoeft ze niet verborgen te blijven)!
Nu schijnt het me toe dat het zinvol is, Mnemosyne en Merlijn te lijf te gaan met de nodige hoeveelheid astrologische kennis. Die onthult immers het e.e.a. op het stuk van de voorkomende karakters en op dat van de struktuur van die teksten. Is het dwaas om romans

[p. 47]

waarvan het bekend is dat de sterren er in de karakters uitstralen, op dezelfde wijze aan te pakken? Maar dan is net even dwaas uit te willen zoeken, hoe de Keltische mythen in verband staan met bv. het werk van A. Roland Holst! Toch deed Vestdijk dat, toch vermoedde hij psychische verwantschap tussen die Kelten en Roland Holst, toch vond hij een parallel tussen hun ‘eilanden der gelukzaligen’ en het Elysium van onze dichter… Wanneer men dit zinvol vindt, bevind ik mij tenminste in opperbest gezelschap, als ik een soortgelijk onderzoek onderneem, en bij Vestdijk een parallel tussen een romanfiguur en diens ster aan kan wijzen. Maar handel ik aldus, dan doet men het voorkomen alsof ik ermee bezig ben, van een willekeurig boek door een willekeurige auteur geschreven, de karakters astrologisch te duiden. Men vindt dit onjuist, en dat is het ook. Daarom doe ik dit ook niet, en daarom vind ik het onredelijk als men deze fabel in leven roept en in stand houdt.

Roland Holst voelde er natuurlijk niets voor de Keltische mythologie nog es over te doen, zegt Vestdijk in zijn artikel De Kelten en Roland Holst (uit Zuiverende kroniek). Maar voeg ik daaraan toe, kan het niet zijn dat de verwantschap van deze dichter met die Ierse krijgers berust op een overeenkomst, hoezeer ook ‘verborgen’, met de vertelconventie van hun mythen? Is het onnozel om te veronderstellen dat bij Vestdijk de astrologie van belang is voor de vertelconventie in zijn werk? Is de inschakeling van de astrologie bij werk van Vestdijk wel zo extra-literair? Wordt de vertelconventie niet grotendeels (Merlijn), in hoofdzaak (Mnemosyne), ten dele (De kelner), of op verstolen wijze (De koperen tuin) door de astrologie beïnvloed?

Met andere woorden: is het argument “er wordt in zekere roman van Vestdijk niet gezinspeeld op de astrologie, en daarom laat ik eventuele (niet controleerbare!) astrologische Spielereien van de auteur buiten beschouwing”3 niet de rationalisering van een vooroordeel? Ik ben natuurlijk geneigd te denken van wel, alleen al vanwege het Duits en de gevoelswaarde ervan – maar ben van harte bereid die gedachte te laten varen voor een, door kracht van overtuiging, betere.

[p. 48]


  1. In brief 21 aan Ria Albers van de Vestdijkkroniek biedt Cornets de Groot dit artikel als volgt aan: ‘Het verhaal dat ik je deze keer toestuur is voornamelijk van theoretisch belang; het bevat nl. een stelling, die als zij juist is gevolgen hebben kan. Wel heb ik me afgevraagd, of dit stukje een plaats moet vinden in de Kroniek. Ertegen pleit dat de lezers voor het ‘theoretische’ niet zo geporteerd lijken, als wenselijk is. Anderzijds zou het best aardig zijn als de Kroniek een bijdrage leveren kan aan wat algemene theorie. Het verhaal is trouwens ‘foolproof’ geschreven, en al is het natuurlijk een reaktie op de diskussie tussen Van der Paardt en Pop, het is toch eerder een apologie dan een polemisch stukje. Het is zelfs allervriendelijkst. Als je er net zo mee in je maag zit, als ik, zou ik er het oordeel van Wage over vragen en desnoods dat van Van der Paardt en Pop erbij.
    Zelf zou ik zeggen: doen!’ [Noot van de bezorger]. []
  2. Een opzichtige uitzondering vormt De kelner en de levenden, waarin de verbinding met Leonardo’s schildering in Milaan al makkelijk te leggen valt. Vandaar naar de astrologie is dan maar een stap – al kan men erbij struikelen… []
  3. Niet controleerbaar? Er zijn in alle talen honderden boeken over astrologie, waarin men de uitkomsten ener analyse ‘op waarheid’ kan toetsen, en daar heeft men er maar één van nodig. []

Plaats een reactie