Post uit de Herenstraat

 

Bron: Informatief Bulletin (‘Gele vellen’), Lodewijk Makeblijde College, Rijswijk (Z-H), 16e jrg., nr. 6, januari 1986.1

CN/HQ leiden, 150185

Beste Lucien,2

Ken je Koude rillingen over de rug van Charles Darwin? Het is een boek van de metableticus J.H. van den Berg, dat de verrassende stelling bevat: ‘Darwin is politiek’. Zijn leer is een spiegel voor communisten (de soort gaat boven de individu), liberalen (the struggle for life) en… nationaal-socialisten (Schwimme wer schwimmen kann, und wer zu schwach ist, gehe unter: Schiller). De ‘Grünen’ hebben Darwins naam in hun ideologie niet opgenomen, de hemel mag weten waarom niet en weet dit misschien ook.
Darwin maakte zich – nog altijd volgens Van den Berg, die er bewijsmateriaal voor levert – ongerust over de waarde van zijn evolutieleer, omdat hij er het ontstaan van het oog niet door verklaren kon. Dat betekent, dat niet alles langs lijnen van natuurwettigheid te verklaren is: dat er misschien een ontwerp, een ‘Godsplan’ aan de schepping ten grondslag ligt. Er is in ieder geval een gat in zijn leer, dat ideologieën schept: de ware missing link, als je het mij vraagt.
De hartstocht voor het natuurwettige, voor de zakelijke beschouwing, begint in de biologie3 ongeveer met Linnaeus. Hij geeft aan, wat de ware stijl is voor het schrijven van een fatsoenlijke flora: De grootte van een plant hoeft niet te worden vermeld. Evenmin de kleur van het blad. Werkwoorden dienen te worden vermeden, evenals ieder subjectivisme in het bijvoeglijk naamwoord. Linnaeus: de uitvinder van de telegramstijl!
Ik heb eens in literatuur van voor 1860, van voor de evolutieleer gesnuffeld, en licht daar een paar passages uit, die je curieus zult vinden.
In Licht- en schaduwbeelden van Java vertelt Junghuhn (1809-1864) van een strand, waarop schildpadden, die midden in de nacht worden belaagd door honden, die weer worden belaagd door een krokodil, die weer wordt belaagd door een tijger, de ’tiran der wildernis’, die weer wordt belaagd door de mens: ‘Ik legde het geweer aan, drukte en de knal van het schot weerklonk in de stille avond heinde en ver door het gebergte. De strijd der reuzenschildpadden, krokodillen, wilde honden en tijgers had voor ditmaal een einde’.
Het valt me in, dat de stijl van Linnaeus ook die is van de toneelschrijver in zijn aanwijzingen voor de regisseur. Het toneel hier is dat van het paradijs na de zondeval onder het wakend oog van de kroon der schepping (Die Krone der Schöpfung, der Mensch, das Schwein – zal Gottfried Benn later zeggen, maar dat was lang na Darwin: toen kon dat!).4
Een innemend fragment dat de pre-darwiniaanse geest nog ademt, is dat van Kneppelhout in zijn bundel In den vreemde (1839):
Hij bevindt zich, zoals vaker, in Zwitserland, en laat zich verpletteren door de grootsheid van de natuur:
‘O, toen ik de grootheid der natuur met stomme aanbidding aanschouwde, en mijn opgetogen blik weiden liet over Zwitserland’s wonderen, heb ik duizendwerf den mineraloog, den geoloog, den botanist, den natuuronderzoeker benijd, die door de zekerder wetenschap tot den Schepper geraken. Die grote navorschers wroeten in de ingewanden des aardrijks, kennen deszelfs formatie en ontwikkeling en wat in deszelfs binnenste omgaat en leeft, en weten de diepste geheimen der bloemkelken; ik had niets dan mijne onkunde, en zoo ik de vleugelen durfde uitslaan, het waren wel die des gevoels; maar zal het gevoel zich waarachtig en met vrucht verheffen, zoo is het immers nodig dat het gedragen worde door den reinen atmosfeer der wetenschap’.
Aan dit soort fysico-theologieën maakte Darwin een eind. Jammer? Jammer: de atmosfeer der wetenschap verloor zijn reinheid.5
Deze betreurenswaardige ontwikkeling maakt Buddingh’ tot onderwerp van zijn gedicht

de eerste man op de maan

nu ik hier ben – een week, een jaar, een dag –
uitgekeken op alles: stof, stof, stof – alleen oog
voor de blauwe ballon van de aarde,
die boven mij hangt, krioelend van levend leven,
denk ik, vreemd genoeg, weinig aan mijn vrouw,
maar zou telkens weer kunnen huilen
om die robot in denemarken,
die tegen de journalisten zei:
het lijkt me nog niet zo gek
een mens te mogen wezen

Jammer dat ik je niet zag op de nieuwjaarsborrel. Maar we zien elkaar nog wel es een keer.

Hartelijks, je
CN

P.S.

Er is een nieuwe rage aan het woeden: het nieuwe noteren.
Je kunt tegenwoordig zakagenda’s krijgen voor vrouwen, feministen, flikkers en literatuurfanaten. Dat komt natuurlijk, omdat de notities erin ook min of meer plantbeschrijvingen zijn van je afspraken.
De diepste geheimen der bloemkelken – daar kom je in een agenda niet achter. Tenzij het een schoolagenda is, van een meisje, uit de jaren 60, begin 70.

dag,

je Rudy

Facsimile van de ondertekening


  1. De verzameltitel ‘Post uit de Herenstraat’ die Cornets de Groot aan zijn laatste bijdragen voor het I.B. gaf – een verwijzing naar zijn adres Herenstraat 116 in Leiden – lijken een vingerwijzing voor zijn toenemende afstand tot de school en zijn aanstaande vertrek. []
  2. Eerder, in de elfde jaargang, publiceerde Cornets de Groot een polemisch getoonzette open brief aan conrector Lucien Jonckers. []
  3. Lucien Jonckers was biologieleraar. []
  4. Dit citaat staat als motto boven het essay 25/1 (uit Striptease), dat begint met een beschouwing over toneel. Zie ook Een teken uit de vijfde jaargang. []
  5. Hier herneemt Cornets de Groot Mulisch’ aloude opvatting dat met het uiteenvallen van alchemie in scheikunde en mystiek de technische en geestelijke vooruitgang gescheiden wegen zijn gegaan. []

Plaats een reactie